Spreuken 9

De wijsheid heeft een huis voor zichzelf gebouwd en zeven pilaren

18 verzen

Spreuken 9:1

De wijsheid heeft een huis voor zichzelf gebouwd en zeven pilaren

De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.

Spreuken 9:2

Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.

Spreuken 9:3

Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:

Spreuken 9:4

Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:

Spreuken 9:5

Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.

Spreuken 9:6

Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.

Spreuken 9:7

Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.

Spreuken 9:8

Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben.

Spreuken 9:9

Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.

Spreuken 9:10

De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.

Spreuken 9:11

Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.

Spreuken 9:12

Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.

Spreuken 9:13

Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al.

Spreuken 9:14

En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;

Spreuken 9:15

Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:

Spreuken 9:16

Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:

Spreuken 9:17

De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.

Spreuken 9:18

Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.

Spreuken 10