Spreuken 4

Luister naar de lessen van een vader, mijn kinderen. Luister goed, want zij

27 verzen

Spreuken 4:1

Luister naar de lessen van een vader, mijn kinderen. Luister goed, want zij

Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op, om verstand te weten.

Spreuken 4:2

Dewijl ik ulieden goede leer geve, verlaat mijn wet niet.

Spreuken 4:3

Want ik was mijns vaders zoon, teder, en een enige voor het aangezicht mijner moeder.

Spreuken 4:4

Hij nu leerde mij, en zeide tot mij: Uw hart houde mijn woorden vast, onderhoud mijn geboden, en leef.

Spreuken 4:5

Verkrijg wijsheid, verkrijg verstand; vergeet niet, en wijk niet van de redenen mijns monds.

Spreuken 4:6

Verlaat ze niet, en zij zal u behoeden; heb ze lief, en zij zal u bewaren.

Spreuken 4:7

De wijsheid is het voornaamste; verkrijg dan wijsheid, en verkrijg verstand met al uw bezitting.

Spreuken 4:8

Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.

Spreuken 4:9

Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren.

Spreuken 4:10

Hoor, mijn zoon! en neem mijn redenen aan, en de jaren des levens zullen u vermenigvuldigd worden.

Spreuken 4:11

Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen.

Spreuken 4:12

In uw gaan zal uw tred niet benauwd worden, en indien gij loopt, zult gij niet struikelen.

Spreuken 4:13

Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.

Spreuken 4:14

Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.

Spreuken 4:15

Verwerp dien, ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij.

Spreuken 4:16

Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet iemand hebben doen struikelen.

Spreuken 4:17

Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld.

Spreuken 4:18

Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe.

Spreuken 4:19

De weg der goddelozen is als donkerheid, zij weten niet, waarover zij struikelen zullen.

Spreuken 4:20

Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen.

Spreuken 4:21

Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.

Spreuken 4:22

Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.

Spreuken 4:23

Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.

Spreuken 4:24

Doe de verkeerdheid des monds van u weg, en doe de verdraaidheid der lippen verre van u.

Spreuken 4:25

Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.

Spreuken 4:26

Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.

Spreuken 4:27

Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.

Spreuken 5