Job 41

Alles onder de hemelen is van God

34 verzen

Job 41:1

Alles onder de hemelen is van God

Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou?

Job 41:2

Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het Mijne.

Job 41:3

Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis.

Job 41:4

Wie zou het opperste zijns kleeds ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen?

Job 41:5

Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking.

Job 41:6

Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel.

Job 41:7

Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen.

Job 41:8

Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden.

Job 41:9

Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads.

Job 41:10

Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit.

Job 41:11

Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel.

Job 41:12

Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort.

Job 41:13

In zijn hals herbergt de sterkte; voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op.

Job 41:14

De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen.

Job 41:15

Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen.

Job 41:16

Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich.

Job 41:17

Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier.

Job 41:18

Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout.

Job 41:19

De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.

Job 41:20

De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, en hij belacht de drilling der lans.

Job 41:21

Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk.

Job 41:22

Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij.

Job 41:23

Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.

Job 41:24

Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen.

Job 41:25

Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.

Job 41:26

Job 41:27

Job 41:28

Job 41:29

Job 41:30

Job 41:31

Job 41:32

Job 41:33

Job 41:34

Job 42