Spreuken 2

Mijn zoon, luister naar wat ik zeg en schat mijn aanwijzingen op hun

22 verzen

Spreuken 2:1

Mijn zoon, luister naar wat ik zeg en schat mijn aanwijzingen op hun

Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;

Spreuken 2:2

Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; zo gij uw hart tot verstandigheid neigt;

Spreuken 2:3

Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;

Spreuken 2:4

Zo gij haar zoekt als zilver, en naspeurt als verborgen schatten;

Spreuken 2:5

Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.

Spreuken 2:6

Want de HEERE geeft wijsheid; uit Zijn mond komt kennis en verstand.

Spreuken 2:7

Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een Schild dengenen, die oprechtelijk wandelen;

Spreuken 2:8

Opdat zij de paden des rechts houden; en Hij zal den weg Zijner gunstgenoten bewaren.

Spreuken 2:9

Dan zult gij verstaan gerechtigheid, en recht, en billijkheden, en alle goed pad.

Spreuken 2:10

Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;

Spreuken 2:11

Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden;

Spreuken 2:12

Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

Spreuken 2:13

Van degenen, die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;

Spreuken 2:14

Die blijde zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden des kwaden;

Spreuken 2:15

Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen;

Spreuken 2:16

Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;

Spreuken 2:17

Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;

Spreuken 2:18

Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen.

Spreuken 2:19

Allen die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen, en zullen de paden des levens niet aantreffen;

Spreuken 2:20

Opdat gij wandelt op den weg der goeden, en houdt de paden der rechtvaardigen.

Spreuken 2:21

Want de vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven;

Spreuken 2:22

Maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.

Spreuken 3