Psalmen 49

20 verzen

Psalmen 49:1

Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.

Psalmen 49:2

Hoort dit, alle gij volken! neemt ter ore, alle inwoners der wereld,

Psalmen 49:3

Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm!

Psalmen 49:4

Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn.

Psalmen 49:5

Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp.

Psalmen 49:6

Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?

Psalmen 49:7

Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen;

Psalmen 49:8

Niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven;

Psalmen 49:9

(Want de verlossing hunner ziel is te kostelijk, en zal in eeuwigheid ophouden);

Psalmen 49:10

Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.

Psalmen 49:11

Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.

Psalmen 49:12

Hun binnenste gedachte is, dat hun huizen zullen zijn in eeuwigheid, hun woningen van geslacht tot geslacht; zij noemen de landen naar hun namen.

Psalmen 49:13

De mens nochtans, die in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, die vergaan.

Psalmen 49:14

Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.

Psalmen 49:15

Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning.

Psalmen 49:16

Maar God zal mijn ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen. Sela.

Psalmen 49:17

Vrees niet, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt;

Psalmen 49:18

Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen.

Psalmen 49:19

Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet;

Psalmen 49:20

Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien. (Psalms 49:21) De mens, die in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, die vergaan.

Psalmen 50