Psalmen 137

Wij zaten aan de rivier in de stad Babel en huilden toen wij aan Jeruzalem

9 verzen

Psalmen 137:1

Wij zaten aan de rivier in de stad Babel en huilden toen wij aan Jeruzalem

Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.

Psalmen 137:2

Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.

Psalmen 137:3

Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions;

Psalmen 137:4

Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land?

Psalmen 137:5

Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!

Psalmen 137:6

Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!

Psalmen 137:7

HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!

Psalmen 137:8

O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.

Psalmen 137:9

Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal.

Psalmen 138