Psalmen 129

Laat Israël het volgende zeggen: sinds de tijd dat ons volk ontstond, zijn wij

8 verzen

Psalmen 129:1

Laat Israël het volgende zeggen: sinds de tijd dat ons volk ontstond, zijn wij

Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israel;

Psalmen 129:2

Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.

Psalmen 129:3

Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen.

Psalmen 129:4

De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.

Psalmen 129:5

Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.

Psalmen 129:6

Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;

Psalmen 129:7

Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;

Psalmen 129:8

En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.

Psalmen 130