Psalmen 74

O God, waarom stuurt U ons bij U weg? Waarom ontbrandt uw toorn tegen ons, de

23 verzen

Psalmen 74:1

O God, waarom stuurt U ons bij U weg? Waarom ontbrandt uw toorn tegen ons, de

Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide?

Psalmen 74:2

Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt.

Psalmen 74:3

Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven.

Psalmen 74:4

Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld.

Psalmen 74:5

Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte.

Psalmen 74:6

Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.

Psalmen 74:7

Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd.

Psalmen 74:8

Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand.

Psalmen 74:9

Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.

Psalmen 74:10

Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren?

Psalmen 74:11

Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.

Psalmen 74:12

Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde.

Psalmen 74:13

Gij hebt door Uw sterkte de zee gespleten; Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken.

Psalmen 74:14

Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen.

Psalmen 74:15

Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.

Psalmen 74:16

De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; Gij hebt het licht en de zon bereid.

Psalmen 74:17

Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd.

Psalmen 74:18

Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd.

Psalmen 74:19

Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid.

Psalmen 74:20

Aanschouw het verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld.

Psalmen 74:21

Laat den verdrukte niet beschaamd wederkeren; laat den ellendige en nooddruftige Uw Naam prijzen.

Psalmen 74:22

Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den dwaze wedervaart den gansen dag.

Psalmen 74:23

Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen, die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op.

Psalmen 75