Psalmen 56

13 verzen

Psalmen 56:1

Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.

Psalmen 56:2

Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.

Psalmen 56:3

Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!

Psalmen 56:4

Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.

Psalmen 56:5

In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?

Psalmen 56:6

Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.

Psalmen 56:7

Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.

Psalmen 56:8

Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!

Psalmen 56:9

Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?

Psalmen 56:10

Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.

Psalmen 56:11

In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.

Psalmen 56:12

Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?

Psalmen 56:13

O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden; (Psalms 56:14) Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden?

Psalmen 57