Psalmen 47

9 verzen

Psalmen 47:1

Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.

Psalmen 47:2

Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.

Psalmen 47:3

Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.

Psalmen 47:4

Hij brengt de volken onder ons, en de natien onder onze voeten.

Psalmen 47:5

Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.

Psalmen 47:6

God vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin.

Psalmen 47:7

Psalmzingt Gode, psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt!

Psalmen 47:8

Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een onderwijzing!

Psalmen 47:9

God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. (Psalms 47:10) De edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven!

Psalmen 48