Psalmen 106

Halleluja! Prijs de Here. Hij is een goede God, want zijn goedheid en liefde

48 verzen

Psalmen 106:1

Halleluja! Prijs de Here. Hij is een goede God, want zijn goedheid en liefde

Hallelujah! Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Psalmen 106:2

Wie zal de mogendheden des HEEREN uitspreken, al Zijn lof verkondigen?

Psalmen 106:3

Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet.

Psalmen 106:4

Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil;

Psalmen 106:5

Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel.

Psalmen 106:6

Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld.

Psalmen 106:7

Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee.

Psalmen 106:8

Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte.

Psalmen 106:9

En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn.

Psalmen 106:10

En Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde hen van de hand des vijands.

Psalmen 106:11

En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een van hen bleef over.

Psalmen 106:12

Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof.

Psalmen 106:13

Doch zij vergaten haast Zijn werken, zij verbeidden naar Zijn raad niet.

Psalmen 106:14

Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis.

Psalmen 106:15

Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid.

Psalmen 106:16

En zij benijdden Mozes in het leger, en Aaron, den heilige des HEEREN.

Psalmen 106:17

De aarde deed zich open, en verslond Dathan, en overdekte de vergadering van Abiram.

Psalmen 106:18

En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak de goddelozen aan brand.

Psalmen 106:19

Zij maakten een kalf bij Horeb, en zij bogen zich voor een gegoten beeld.

Psalmen 106:20

En zij veranderden hun Eer in de gedaante van een os, die gras eet.

Psalmen 106:21

Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote dingen gedaan had in Egypte;

Psalmen 106:22

Wonderdaden in het land van Cham; vreselijke dingen aan de Schelfzee.

Psalmen 106:23

Dies Hij zeide, dat Hij hen verdelgen zou, ten ware Mozes, Zijn uitverkorene, in de scheure voor Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af te keren, dat Hij hen niet verdierf.

Psalmen 106:24

Zij versmaadden ook het gewenste land; zij geloofden Zijn woord niet.

Psalmen 106:25

Maar zij murmureerden in hun tenten; naar de stem des HEEREN hoorden zij niet.

Psalmen 106:26

Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;

Psalmen 106:27

En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.

Psalmen 106:28

Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baal-Peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten.

Psalmen 106:29

En zij hebben den HEERE tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed.

Psalmen 106:30

Toen stond Pinehas op, en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden.

Psalmen 106:31

En het is hem gerekend tot gerechtigheid, van geslacht tot geslacht tot in eeuwigheid.

Psalmen 106:32

Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.

Psalmen 106:33

Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.

Psalmen 106:34

Zij hebben die volken niet verdelgd, die de HEERE hun gezegd had;

Psalmen 106:35

Maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden derzelver werken.

Psalmen 106:36

En zij dienden hun afgoden, en zij werden hun tot een strik.

Psalmen 106:37

Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd.

Psalmen 106:38

En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaan hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd geworden.

Psalmen 106:39

En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden.

Psalmen 106:40

Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel.

Psalmen 106:41

En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.

Psalmen 106:42

En hun vijanden hebben hen verdrukt, en zij zijn vernederd geworden onder hun hand.

Psalmen 106:43

Hij heeft hen menigmaal gered; maar zij verbitterden Hem door hun raad, en werden uitgeteerd door hun ongerechtigheid.

Psalmen 106:44

Nochtans zag Hij hun benauwdheid aan, als Hij hun geschrei hoorde.

Psalmen 106:45

En Hij dacht tot hun beste aan Zijn verbond, en het berouwde Hem naar de veelheid Zijner goedertierenheden.

Psalmen 106:46

Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden.

Psalmen 106:47

Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof.

Psalmen 106:48

Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah!