Exodus 34

Twee nieuwe stenen

35 verzen

Exodus 34:1

Twee nieuwe stenen

Toen zeide de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden, die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt.

Exodus 34:2

En wees bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op den berg Sinai klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den top des bergs.

Exodus 34:3

En niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde op den gansen berg; ook het kleine vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet weiden.

Exodus 34:4

Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinai, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand.

Exodus 34:5

De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN.

Exodus 34:6

Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.

Exodus 34:7

Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.

Exodus 34:8

Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich.

Exodus 34:9

En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel!

Exodus 34:10

Toen zeide Hij: Zie, Ik maak een verbond; voor uw ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse aarde, noch onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is, hetwelk Ik met u doe.

Exodus 34:11

Onderhoudt gij hetgeen Ik u heden gebiede! zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten.

Exodus 34:12

Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met den inwoners des lands, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het midden van u.

Exodus 34:13

Maar hun altaren zult gijlieden omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen.

Exodus 34:14

(Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! een ijverig God is Hij!)

Exodus 34:15

Opdat gij misschien geen verbond maakt met den inwoner van dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande etet.

Exodus 34:16

En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochteren; en hun dochteren, haar goden nahoererende, maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren.

Exodus 34:17

Gij zult u geen gegoten goden maken.

Exodus 34:18

Het feest der ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan.

Exodus 34:19

Al wat de baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee.

Exodus 34:20

Doch den ezel, die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk klein vee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, en men zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen.

Exodus 34:21

Zes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den ploegtijd en in den oogst zult gij rusten.

Exodus 34:22

Het feest der weken zult gij ook houden, zijnde het feest der eerstelingen van den tarweoogst, en het feest der inzameling, als het jaar om is.

Exodus 34:23

Al wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel.

Exodus 34:24

Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult, om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar.

Exodus 34:25

Gij zult het bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen.

Exodus 34:26

De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken.

Exodus 34:27

Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israel gemaakt.

Exodus 34:28

En hij was aldaar met den HEERE, veertig dagen en veertig nachten; hij at geen brood, en hij dronk geen water; en Hij schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien woorden.

Exodus 34:29

En het geschiedde, toen Mozes van den berg Sinai afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde, toen Hij met hem sprak.

Exodus 34:30

Als nu Aaron en al de kinderen Israels Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden.

Exodus 34:31

Toen riep Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen.

Exodus 34:32

En daarna traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinai.

Exodus 34:33

Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd.

Exodus 34:34

Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israels, wat hem geboden was.

Exodus 34:35

Zo zagen dan de kinderen Israels het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken.

Exodus 35